Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daartoe [38]bouwde hij [39]twintig ellen met cederen planken aan de zijden van het huis, [40]van den vloer af tot de wanden; dit bouwde hij [41]Hem van binnen tot een aanspraakplaats, tot het heilige der heiligen. 38. De zin is, dat hij den tussenmuur, waardoor het heilige van het allerheiligste onderscheiden werd, met cederen planken beschoten heeft. 39. De lengte des tempels was zestig ellen, boven, vs.2, waarvan het voorste had veertig, en vervolgens het innerste twintig. 40. Dat is, den gehelen vloer van den enen muur tot den anderen. 41. Namelijk, den Heere, van wien recht tevoren in vs.13 gesproken is.